Uit een recente studie in Nature Cities blijkt dat hoogbouw wereldwijd steeds vaker de standaard wordt. Maar hoe zit dat in ons land, waar lintbebouwing al decennialang het landschap domineert?
In heel wat Vlaamse steden piekt de kerktoren nog steeds boven de andere gebouwen uit. Op wereldvlak is het beeld van steden heel anders. Vijf internationale onderzoekers bekeken data van meer dan 1.550 steden en stelden vast dat hoogbouw steeds meer de norm wordt.
Steden groeien dus niet meer in de breedte, maar wel in de hoogte. "We zien een verschuiving in de richting van opwaartse groei in veel meer steden en regio's", zegt Steve Frolking van de universiteit van het Amerikaanse New Hampshire. Het onderzoek verscheen in Nature Cities, dat afhangt van het wetenschappelijke tijdschrift Nature.
Die omwenteling laat zich in de cijfers over de laatste drie decennia duidelijk zien, vooral in de metropolen. In de jaren 90 hadden steden met meer dan vijf miljoen inwoners gemiddeld 7 procent hoogbouw. Aan het eind van het vorige decennium was dat 28 procent.
Frolking en zijn collega's kwamen tot hun resultaten door twee types van satellietdata met elkaar te vergelijken. De ene soort liet zien hoeveel grondoppervlakte steden innemen. Andere data gaven weer hoe gebouwen radarpulsen reflecteren entoonden hun groei in de hoogte. De trend is vooral merkbaar in het Verre Oosten. Chinese steden zijn in de laatste dertig jaar als paddenstoelen uit de grond geschoten. Dat hangt uiteraard samen met de sterke economische ontwikkeling die het land in de voorbije decennia heeft doorgemaakt.
Blasfemie
In Europa zien de onderzoekers die trend veel minder. Het uitzicht van Europese steden wordt niet gedomineerd door wolkenkrabbers, maar wel door hun historische gebouwen. In Rome is het nog steeds heiligschennis om een toren op te trekken die hoger zou uitkomen dan de Sint-Pietersbasiliek.
"In Europa zijn steden vaak al meer dan duizend jaar oud en inwoners willen graag dat historische karakter behouden", zegt Tom Coppens, hoogleraar ruimtelijke planning aan de Universiteit van Antwerpen. Die mentaliteit zit ook in de universiteitsstad ingebakken. "In Antwerpen is geen enkel gebouw hoger dan de kathedraal."
In Vlaanderen zijn de steden ontstaan in de middeleeuwen en uitgebreid tijdens de industriële revolutie, toen boeren hun land achterlieten en in de stad gingen werken. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de stadsvlucht en ontstond de lintbebouwing. Elk gezin moest zijn eigen huis hebben met een tuin en een garage, zodat het met de auto overal heen kon rijden.
Dat merk je nog steeds in de cijfers. Open bebouwing is het tweede meest voorkomende woontype in Vlaanderen. Meer dan een kwart van de woningen beantwoordt aan die omschrijving. Andere woningen zijn rijhuizen of halfopen bebouwingen. De meest voorkomende woningen zijn ook bij ons appartementen (28,8 procent).
Er is dus een keerpunt gekomen, waardoor onze contreien zich in zekere zin aansluiten bij de wereldwijde hang naar meer bouwen in de hoogte. Waren in 2001 nog 48 procent van de nieuwe woningen appartementen, dan steeg dat aandeel in 2019 door naar 80 procent. Dat blijkt uit cijfers van de Vlaamse Confederatie Bouw.
"Wij gaan de laatste jaren dus ook meer in de hoogte dan in de breedte", zegt Coppens. "Maar bij ons gaat het vooral over middenhoogbouw. Dat zijn gebouwen met drie tot zes bouwlagen.
Dat hangt samen met veranderingen in onze demografie." Omdat de samenstelling van de bevolking anders is, ontstaat de nood aan nieuwere vormen van wonen. De bevolking veroudert, gezinnen krijgen minder kinderen en er zijn steeds meer singles. Dat zijn groepen voor wie een traditionele, grote gezinswoning te ruim is. Daardoor zijn er meer appartementen verschenen en meer serviceflats gebouwd. Maar wij staan nog zeer ver af van de woontorens in de Chinese megasteden. De cijfers tonen dat hoogbouw in België zeldzaam is, en dan spreken we dus over gebouwen met meer dan zes lagen. "In 2015 bedroeg hun aandeel slechts 1 procent", zegt Coppens. "Grote appartementsblokken zie je hier enkel op specifieke locaties, bijvoorbeeld aan de kust of in grote steden."
Nonchalant opgetreden
Het verschil tussen België en het Verre Oosten is dan wel heel groot, maar hoe zit het met onze buurlanden? Als je Nederland binnenrijdt, merk je volgens stadssocioloog Stijn Oosterlynck (UAntwerpen) snel de contrasten. Je ziet langs de weg meer open ruimte. Dat komt doordat de Nederlanders dichter bij elkaar wonen, op minder oppervlakte.
"Het gevolg is dat zij ook vaker omhoog zijn gaan bouwen", zegt Oosterlynck. "België is vrij laks geweest met ruimtelijke ordening, omdat de overheid zo veel mogelijk grond ter beschikking wilde stellen van de bevolking. Nederland is op dat vlak veel strenger geweest."
In België betalen we daar een prijs voor. Omdat velen ver moeten rijden naar het werk zijn er files. Wie ver van een stad woont, moet vaker in de auto springen om naar een restaurant, cinema, of een school te rijden. Maar als er plannen zijn voor een nieuwe woontoren, botsen die ook in steden nog geregeld op verzet.
"In dorpen liggen zelfs appartementsgebouwen al moeilijk", zegt Oosterlynck. "Omdat die het landelijke karakter zouden kapotmaken. Daaraan zie je dat we toch nog steeds moeite hebben met appartementen. Wij hangen nog steeds vast aan onze oude wooncultuur, waarin een huis met een tuin de norm is."